zondag 18 maart 2012

Nachtelijke inspiratie over Facebook.

Facebook is geen goed medium. Ja, dat dat ooit nog eens uit mijn mond mocht komen he? Had 100 procent van mijn Facebook-vrienden waarschijnlijk niet verwacht. Facebook, het maakt mensen jaloers, op zichzelf en op hun aantal likes gericht. Het vormt onze jeugd van tegenwoordig, die de mooiste spiegelfoto's aan zichzelf plaatsen, posten hoeveel koppijn ze hadden toen ze op zondag wakker werden. De jeugd, die ernstig meedoet aan cyberpesten, maar als ze zelf maar 3 likes krijgen zijn ze lelijk. Oftewel, de wereld draait door.

Uiteraard, ik ben niet gek, er zitten ook positieve kanten aan Facebook. Je houdt contact met je tante in Marokko, je blijft op de hoogte van oude kennissen en je weet wat er gebeurt in andermans leven. Maar beïnvloedt het ons niet heel erg? We posten alleen positieve dingen, en als we negatieve dingen posten kan het lijken als aandachttrekkerij, of krijg je commentaar van mensen dat ze echt niet snappen dat je dat post. Ooit postte ik wat voor leuk kringweekend ik had gehad met mijn studentenvereniging en toen kreeg ik de vraag of ik het ook zou posten als het niet leuk was. Tuurlijk niet, dit zou ik enkel tegen persoonlijke vrienden zeggen die er naar vroegen. Creëren we zo nog wel een realistisch beeld van ons leven of gaat het enkel en alleen om het aantal likes? Laten we mensen denken dat ons leven geweldig is?

Een vriend van mij laat zien hoe iedereen in hem geïnteresseerd blijft. Één keer in de drie of vier weken post hij een status over een gebeurtenis in die paar weken. 25 likes binnen een uur. Men vindt het leuk om van hem te horen, omdat het zo zeldzaam is. Ik verwijder posts waar ik geen likes op krijg.

Sommige reacties en berichten op Facebook wekken dit soort reacties bij mij op. Ik moet hier wel aan toevoegen dat ik mezelf ook 100% schuldig maak aan bijna al het bovengenoemde, en dat ik dus zeker niet heilig of perfect ben. En Facebook blijft verslavend.

zondag 29 januari 2012

Puk..

Af en toe moet ik zo lachen om mijn schrijfuitingen van jaren geleden. :)
Zie hieronder het verhaal over 'Puk, het schaapje'. Met een leuk open einde (Oftewel eigenlijk nog niet af).

Er was eens een schaapje. Hij heette Puk. Puk was een deel van een tweeling. Pek was het andere deel, zij was een zwart schaapje, en een meisje. Puk was heel avontuurlijk, Pek niet, Pek was heel rustig. Puk niet, Puk was heel avontuurlijk, Pek niet, Pek was heel rustig. Oeps, ik val in herhaling. Wat ik wou zeggen… Puk woonde niet bij Pek. Puk woonde in een madeliefjesveld. Een heel lief en groot madeliefjesveld met de mooiste madeliefjes van de wereld. Heerlijk vond Puk het. Rollebollen in de madeliefjes, elke dag… MAAR TOEN OPEENS!! Een grote knal! Puk deed zijn ogen dicht. Puk deed zijn ogen nog dichter, hij kneep ze helemaal dichter dan dicht. En zijn pootjes legde hij bovenop zijn oortjes. Hij was geschrokken! En toen… deed hij zijn oogjes open. Hij deed zijn oogjes nog meer open, hij opende ze helemaal opener dan open. En zijn pootjes haalde hij van zijn oortjes. Hij keek met de grootste schapenoogjes naar zijn madeliefjesveld… maar…. waar waren de madeliefjes? Wat was die knal geweest? Alle madeliefjes zijn weg? Door die knal? Deed Puk iets fout? Wilde Pek hem pesten en plukte ze heel snel alle madeliefjes weg? Nee… maar wat het wel was geweest, wist Puk niet!

Maar Puk miste zijn madeliefjes.. Dus besloot Puk de wijde wereld in te gaan.

De eerste persoon die hij tegen kwam, was eigenlijk geen persoon. Het was een roos. Wat wij niet weten is dat schaapjes met planten en andere dieren kunnen praten, maar nu weten we dat wel, weer wat geleerd. Puk zei: ‘Dag mevrouw’. ‘PARRRDON!!! Ik ben een heer! Geen mevrouw! Zie je dat niet, dom schaap?’ Puk zag het niet.. hoe zie je nou aan een roos of het een mannetje of een vrouwtje is? Hij schudde beschaamd zijn kopje en keek naar de roos. Hij kon nu moeilijk zeggen dat het een mooie roos was, dat zeg je niet tegen iemand die van hetzelfde geslacht is.. Dus zei hij maar: ‘ Mag ik u wat vragen? Heeft u madeliefjes gezien?’ Toen antwoordde de roos: ‘Ben ik weer niet mooi genoeg? Iedereen wil altijd die flutbloemetjes die zoo snel doodgaan en eigenlijk tot onkruid behoren! Stomme mensen.. Oh nee… en dieren.. jij bent geen mens.. een schaap.. een dier… Stomme dieren!’ Puk schaamde zich alweer.. Toen liep hij maar verder, van de roos werd hij niet veel wijzer.

Naar wie moest Puk dan toe? Hij wist het niet… dus liep hij maar… en liep hij maar… en liep hij maar. Op een gegeven moment kon hij bijna geen stap verzetten. Maar hij kon er nog één. Nog één stap! Hij tilde zijn rechtervoorpoot op en ‘STOPPPP!!!!’. Geschrokken sprong Puk een stuk naar achter. Wat was dat? Of anders gezegd.. wie was dat? Hij keek om zich heen, voor zich, achter zich, links van hem, rechts van hem. ‘Ja man, ik ben wel klein hoor, maar nog geen reden om me helemaal niet te zien hoorrr!’ Puk keek naar beneden. Wat zat daar nou? Een mier.. Zo’n klein mini miertje, die over je poot loopt als je ligt te zonnen in je madeliefjesveld wat er plots niet meer was! ‘Aangenaam, ik ben Puk.’ Puk stak zijn pootje uit om een hand, of eigenlijk een poot, te geven.. ‘Oooh kijk uit joh gek! Als je alleen al je poot probeert in mijn pootje te leggen, ben ik al plat!’ Daar had Puk niet aan gedacht, hij trok zijn pootje weer terug en vroeg ‘Wie bent u?’ ‘Oh zeg maar jij hoor!’ Er viel een stilte… Toen vroeg Puk het maar weer, alleen nu met ‘jij’. ‘Wie bent jij?’ ‘Ik,’ zei de mier, ‘ben de Grote Almachtige Baas van Mierenkolonie in de duizendste garde van het platte paardenbloemenveld!’ Puks bek viel open van verbazing… Hij was gewoon Puk, en die mier, zoo veel kleiner dan Puk zelf, had een naam bijna 1000 keer zo groot dan Puks naam!

Maar Puk herstelde zich, bedacht waarvoor hij hier was, en vroeg ‘Meneer Grote Almachtige Baas van Mierenkolonie in de duizendste garde van het platte paardenbloemenveld, weet u misschien een madeliefjesveld te vinden?’ ‘Yes sir, tuurlijk weet ik dat! Als je hier rechtdoor gaat, bij de 15e eikenboom naar links, aan je rechterpoot zie je dan een nestje van 2 merels. Net achter het nestje ga je dus rechts, volg de weg dan tot aan de hefboom, steek de weg over en daar is dan het paardenbloemenveld!’ Puk fronste zijn wenkbrauwtjes, voor zover schapen die hebben, en zei: ‘Maar meneer Grote Almachtige Baas van Mierenkolonie in de duizendste garde van het platte paardenbloemenveld, ik vroeg om een madeliefjesveld, niet om een paardenbloemenveld.’ De mier zuchtte diep: ‘Ja die weet ik natuurlijk niet te vinden. Kijk maar naar mijn naam, ik ben de Grote Almachtige Baas van Mierenkolonie in de duizendste garde van het plattepaardenbloemenveld, niet van het madeliefjesveld… ‘

‘Jammer..’ snifte Puk. De mier keek hem medelevend aan en zei plots: ‘Wacht! Ik weet toch een madeliefjesveld! Als je hier rechtdoor gaat, bij de 15e eikenboom naar rechts, aan je linkerhand zie je dan een nestje van 2 eksters, oh en let op! ik waarschuw je! De eksters zijn boze dieren! Kijk uit voor ze! Blijf laag bij de grond! Maar waar was ik … bij het nestje van de 2 eksters, net achter het nestje ga je naar links, dan ren je zo snel als je kan tot aan de 10e dennenboom en dan zie je een soort muurtje van ijzer. Daar moet je niet je koppie aan stoten, want dat doet zeer, maar dat snap jij als slim schaap ook wel.’ Puk glimlachte bij het compliment. De mier ging verder:’Achter het ijzeren muurtje hoor je veel lawaai en gebrom, dat zijn ijzeren bakken, met mensen erin, die heel erg brommen. Ik denk dat ze altijd boos zijn ofzo, want ze brommen altijd. Op een of andere manier kunnen die ijzeren bakken rollen, door 4 cirkels onder elke ijzeren bak. Maar dat is te ingewikkeld voor elk dierenhoofd! Maar je moet die plek oversteken. Dat wordt een hele klus, want er komen veel ijzeren bakken langs.. en ze gaan hard! Maar als je daar over heen bent, dan ben je bij jouw geliefde madeliefjesveld.’ Puk kreeg een grijns van zijn ene oortje tot aan zijn andere oortje. ‘Dank u wel meneer Grote Almachtige Baas van Mierenkolonie in de duizendste garde van het platte paardenbloemenveld! Heeel erg bedankt!’ Maar nog voordat Puk was uitgesproken, was de mier met de lange naam die ik niet weer ga herhalen al weg! Puk zuchtte, maar zijn gedachtes schoten weer naar de ijzeren bakken! Hij moet daarheen, hoe moesten we er ook alweer komen. Ohja, eerst rechtdoor…

Een tijdje later zien we Puk weer, hij is al een heel stuk verder. Zijn pootjes doen zeer en hij heeft dorst! Maar hij is ook dichtbij het eksternest! Uitkijken geblazen! Stapje voor stapje, de hele tijd omhoog kijkend, en laag bij de grond schuifelde Puk langs het nest.. KRRAKKK.. Oh wat voelde Puk zich stom.. een takje! Wat kraakte die zeg.. Dat moeten de eksters wel gehoord hebben. Puk liep toch maar verder, een stap en “kraawww!”. Puk schoot van schrik de lucht in en mekkerde het uit! Op trillende pootjes kijk hij voor zich, daar stond 1 van de 2 eksters.. Och hemel, wat moet Puk nu… Beleefd blijven, beleefd blijven, dat moest altijd van mama, ook naar eksters . De woorden deinsden door Puks schapenkoppie. ‘D-d-d-d-a-a-ggg me-me-me-meneer ek-k-k-k-ster’ zei Puk met bevende stem. ‘Dag schaapje, wil je wat voor mij doen?’ Puk keek verbaasd, wat een grappige stem had de ekster, het piepte een beetje. ‘Ja hoor,’ zei Puk, ‘denk ik..’ ‘Ik heb 3 baby’tjes in mijn nest.. En ik zoek nog takjes! Wil je helpen zoeken? Dan zal ik iets voor je terugdoen!’ Terwijl de ekster en Puk samen takjes zochten (en er heel veel vonden) zat Puk te bedenken wat hij terug kon vragen.. Misschien info over die ijzeren bakken? Of nog een keer vragen hoe hij bij het madeliefjesveld kon komen? ‘Nou, heel erg bedankt schaapje! Wat kan ik voor je terugdoen?’ Puk peinsde nog even door en zei toen: ‘Kunt u mij naar de plek met de ijzeren bakken brengen en daar wijzen hoe ik erover heen kan?’ De ekster zijn bek viel open. ‘Schaapje, ben je gek geworden? Ga je naar de ijzeren bakken toe? Ik kan daar echt niet mee naar toe! Straks overkomt me iets en zitten mijn baby’tjes zonder vader! ‘ Puk snapte niet wat er zo eng was aan de ijzeren bakken was, behalve dat ze snel rolden.. Toen haalde hij zijn schapenschouders op, voor zover schapen die hebben. ‘Dan hoeft u niks voor mij terug te doen, gaat u maar lekker naar uw baby’tjes’ De ekster glimlachte. ‘Dankjewel schaapje, je bent een lief schaapje!’ Puk ging naar links, achterlangs het nest en liep door, tot aan de 10e dennenboom. Daar is het! Het muurtje van ijzer waar ik niet mijn kop tegen mocht stoten omdat dat zeer doet wat ik als slim schaapje wel snap!

Puk wilde de ijzeren bakken zien! Hij ging op zijn teentjes staan, voor zover schapen die hebben, en gluurde over het muurtje van ijzer heen. Zijn oogjes werden groot van verbazing, wat een grote enge dingen, het zijn net monsters… oh kijk, die is nog groter dan al le anderen, een mega ijzeren bak! Puk beefde van angst.. Hoe moest hij hier overheen komen? Vliegen? Heel hoog en ver springen? Meeliften op een ijzeren bak? Neeee, veel te eng.. en de eerste twee dingen kon hij geeneens… Schapen kunnen niet vliegen, dus ook Puk niet. zoefff zoeffff zoefff zoefff. De ijzeren bakken sjeesden voorbij!

Puk ging in het gras zitten en peinsde…. Je hoorde zijn schapenhersentjes kraken!
piep hoorde Puk opeens… piep piep piep. Wat was dat nou? Het waren niet de ijzeren bakken, die piepten niet, die bromden alleen, Puk kreeg er hoofdpijn van! Oh kijk daar! Dan ziet Puk waar het gepiep vandaan kwam! Voor zijn neus staat een klein schattig muisje, die met haar kopje scheef Puk aankijkt. piep piep piep. ‘Hallo muisje’ zei Puk. Het enige wat het muisje deed was met haar voorpootjes schudden, terwijl ze leunde op haar achterpootjes. Puk snapte het niet waarom piept ze wel, maar zegt ze niet? muizen kunnen toch ook praten? of ben ik nou gek geworden? Hij keek het muisje aan… Die schudde haar kopje waarin je de gedachte kon lezen ‘snif.. hij snapt me niet… ‘ Wat wij niet weten is dat muizen kunnen schrijven, het zijn heus geen domme beestjes! Dus het muisje pakte een stokje (voor Puk leek het wel een snippertje) en schreef in een laagje zand: gebarentaal. Puk las het en PING het belletje rinkelde , hij snapte het… het muisje kon wel piepen, maar niet praten, en ze kon wel gebarentaal! Maarja… Hoe moesten Puk en het muisje nou communiceren? Puk wist het ! Hij tekende een madeliefje in het zand en hield zijn poot boven zijn oogjes en tuurde rond. Zo probeerde hij ‘zoeken’ duidelijk te maken aan het muisje. Het muisje glimde van trots dat ze het snapte, want ze schreef ‘zoeken’ in het zand en Puk knikte uitbundig! Ze speelden nog een tijdje door en het was heel gezellig, maar Puk werd er niet veel wijzer van! Hij vroeg aan het muisje hoe hij aan de overkant kwam.. het muisje begon te trillen van angst, maar herstelde en gebaarde Puk om haar te volgen. Ze liepen een stukje, langs de lange baan van de ijzeren bakken . Boink, Puk botst tegen het muisje op, ze stond opeens stil! Het muisje zag iets! Of.. ? Ze gebaart Puk haar te volgen, maar wat doet ze nu? Ze kruipt in een klein holletje onder de lange baan van ijzeren bakken.. Puk kijkt verbaasd.. Hoe moet hij daarin? Hij is al bijna een groot schaap! Veel groter dan zo’n klein schattig muisje!

Het muisje komt terug uit het holletje en gebaart nog een keer… Puk probeert duidelijk te maken dat hij daar niet in past.. Ze snapt het! Een beteuterd gezichtje verschijnt op haar snuitje.. Ze gebaart dat ze dan niks voor hem kan doen.. Helaas, Puk zwaait, en loopt terug naar de plek waar hij eerst zat, naast de lange baan van de ijzeren bakken. Dan kijkt hij naar rechts (met het muisje was hij naar links gelopen)… Wat is dat nou? Daar hangt iets over de weg. Puk huppelt er heen en leest het bord wat er staat. Met grote letters staat er geschreven:

DIERENVIADUCT

Een dierenviaduct…. Een brug voor dieren over de lange baan van de ijzeren bakken!!!!
Puk is nooit zo blij geweest! Vrolijk huppelt hij over het dierenviaduct. Hij kijkt nog even naar links en ziet daar een heel klein stipje zwaaien! Het is muisje! Wat lief van haar om nog even te zwaaien! Aan de andere kant van het dierenviaduct gekomen botst hij op een hefboom! Wat doet die hier nou? Het is toch geen dierenviaduct met tol? Jawel hoor, een strenge bever verschijnt. Netjes met uniform aan, en petje op zijn kop! Hij haalt al een notitieblokje tevoorschijn. ‘Dag meneer schaap!’ ‘Ik heet Puk’, zei Puk. ‘Dag meneer schaap’ zei de bever nogmaals. Puk zuchtte diep, hij had een naam hoor.. ‘Heeft u de tol bij u?’ ‘Ik ben hier voor het eerst,’ zei Puk, ‘hoeveel is de tol? En wat is tol eigenlijk? Zo’n draaiding waar mensenkinderen mee spelen?’ Nu zuchtte de bever diep en borg zijn notitieblokje weer op, ‘Tol is een soort belasting. Je betaalt iets aan mij, en dan haal ik de hefboom voor je omhoog!’ Puk glimlachte en zei ‘Maar dat is niet nodig hoor meneer Bever, ik kan er zo ook wel onderdoor! Ik ben niet zo groot! Voor een koe zou hij omhoog moeten, voor een klein schaapje zoals ik niet!’ De bever kon een glimlach niet onderdrukken en zei: ‘Nou vooruit klein schaap, omdat je zo’n slimme opmerking maakt, mag je erdoor! Ga maar! Succes!’

Puk bedankte en huppelde weer verder! Wat werd hij hier vrolijk van zeg, alle dieren hielpen hem! Behalve de roos dan..

Wat had de ekster nou gezegd? Aan de andere kant van de lange baan van ijzeren bakken zou het madeliefjesveld zijn… Toch?
Puk liep een stukje verder.. en keek om zich heen. Hij zag niks, alleen maar bomen!
Oh daar! Licht tussen de bomen door! Puk rende erheen en keek met grote ogen!

Wat was dat? Een… madeliefjesveld? Nee? Toch niet? Of eigenlijk wel! Het was een madeliefjesveld! Hij zag restjes staan. Maar waar waren de madeliefjes allemaal heen?
Plots herinnerde Puk zich iets.. Een beeld kwam voor zijn ogen.

Hij zag zijn eigen madeliefjesveld weer voor zich…
Mooie bloemetjes… Een knal.. Ogen dicht.. Oortjes dicht…
Ogen open.. Oortjes open… Geen mooie bloemetjes… Plat.

zaterdag 31 december 2011

Toon Tellegen - Zomer Winter

Zomer - Winter

De zon schijnt.
De hemel bloeit.
Mensen kijken omhoog, gaan op hun tenen staan,
klimmen op elkaars schouders en plukken God.
"God is mooi", zeggen ze, "mooier dan ooit".
Ze zetten hem in vazen
op hun tafels en voor hun ramen,
En God bloeit en geurt
een middag en een avond -
dan leggen ze hem tussen de bladzijden van een schrift,
onder een ijzeren gewicht
voor later, in de winter, als er niemand is.

vrijdag 25 november 2011

Orde vs Chaos

Orde v.s. Chaos

Dilemma’s vervagen

Leven op orde

Problemen komen

Chaos verschijnt


Praten wordt orde

Verzwijgen blijft chaos


Gesprek met jou

Verheldert het beeld

Verbergen van gevoel

Knaagt


De duidelijkheid van jou

Nestelt zich in mijn hoofd

Je vraagt je af of het door komt?

Telkens in mijn gedachten.

zaterdag 1 oktober 2011

'Hoe gaat het?'

Een verhaal van Toon Tellegen. Schets van voorgaande verhaaltjes uit het boek: De krekel krijgt een zwaar gevoel in zijn hoofd, en er wordt gesteld dat hij somber is. Die somberheid draagt hij overal mee, en hij doet eigenlijk niks meer.


*Laat in de ochtend kroop de krekel onder zijn bed uit, zette zijn tafel, zijn stoelen en zijn kast overeind en legde zijn muts en zijn andere eigendommen weer op de planken aan zijn muur.
Hij ging aan tafel zitten en begon een brief te schrijven.

Beste tor,

schreef hij. Hij kneep zijn ogen dicht en dacht na.

Plotseling hoorde hij lawaai. Hij keek op. Woorden drongen zijn kamer binnen. Ze kwamen door het raam, door de kieren in de muur en onder de deur door. Ze waren klein, droegen zwarte jassen en holden achter elkaar aan. 'Met' en 'mij' zag hij, en 'gaat' en 'het' en 'goed'. Ze gingen aan de ene kant van de kamer staan.

Aan de andere kant van de kamer zag hij 'ik' en 'ben' en 'heel' en 'somber', die blijkbaar door een gat in het dak waren gekomen. Ze waren iets groter en droegen ook iets zwartere jassen.

De krekel kon zich niet verroeren. Voor hem lag de brief met Beste tor.

De woorden stampten drie keer op de grond en stormden toen op elkaar af. Midden in de kamer grepen ze elkaar beet, sleurden elkaar naar de grond, trapten elkaar, krabden elkaar en probeerden elkaar te verscheuren. Stof wervelde op en de krekel hoestte.

Pas na lange tijd ging het stof weer liggen en werd het stil. De kleine woorden hadden gewonnen, ook al zaten ze onder de schrammen en krassen en waren hun jassen gescheurd. De grote woorden hadden verloren. 'Ik' was gebroken, 'ben' lag in twee stukken onder een stoel, 'heel' hing dubbelgevouwen aan een spijker in de muur en 'somber' stond verkreukeld en ondersteboven in een hoek.

De kleine woorden sloegen het stof van hun jas, tilden de overwonnen woorden op en smeten ze uit het raam. Met doffe klappen vielen ze buiten op de grond. 'Au' hoorde de krekel mompelen. Dat is vast 'ik', dacht hij.

'Met', 'mij', 'gaat', 'het' en 'goed' bleven in de kamer achter. Ze sloegen de krekel op zijn schouders, trokken hem overeind, gooiden hem in de lucht en vingen hem weer op.
'Goed' ging op het hoofd van de krekel staan, 'gaat' en 'het' klommen op zijn rug en 'met' en 'mij' hingen aan zijn vleugels. 'Vliegen!'riepen ze. 'Vliegen!'
De krekel sloeg zijn vleugels uit, ssteeg een klein eindje op en viel met een plof op de grond.

'Ach...' riepen de woorden teleurgesteld. Ze stapten van de krekel af en klommen op het papier, onder Beste tor. Ze gingen naast elkaar staan en zeiden: 'Dan maar zo.'
De wind stak op, blies door het raam naar binnen, greep de brief en sleurde hem mee. 'Maar..' riep de krekel nog. Het was te laat. De brief vloog al hoog in de lucht.

De krekel bleef de hele middag op de grond liggen. Het sombere gevoel sprong in zijn hoofd heen en weer en sloeg op zijn slapen, uur na uur.
Aan het eind van de middag blies de wind een brief naar binnen. Voor de neus van de krekel viel hij op de vloer.

De krekel las:

Beste krekel,
Met mij gaat het ook goed.
De tor


Toen begon de krekel te huilen. Grote stromen tranen vloeiden langs zijn wangen en langs zijn vleugels en zijn voelsprieten en zijn voeten. Zijn ouders schokten. Het was de treurigste brief die hij ooit had gelezen.

~

De krekel liep naar het huis van de tor. Het was in het begin van de avond. Hij klopte op de deur.
'Ja,' zei de tor.
'Ik ben het, de krekel,' zei de krekel. 'Zal ik binnenkomen?'
'Ja,' zei de tor. De krekel stapte naar binnen.
Ze knikten naar elkaar en sloegen toen hun ogen neer.
'Ik heb je die brief geschreven..' zei de krekel.
'Ja,' zei de tor.
Even was het stil.
'Het gaat níét goed met mij,' zei de krekel.
'Met mij ook niet,' zei de tor.

(...)
(c) Toon Tellegen


Deze twee verhaaltjes komen samen uit het boek 'De genezing van de krekel'. Eerst wilde ik alleen het eerste verhaal doen, maar de kern van waarheid kwam juist ook in het tweede verhaaltje.

Sommige mensen praten met grote woorden, en sommigen met kleine woorden. Sommige mensen vertellen wat er echt is, en sommigen doen dat (soms) niet.
Zie hier de kern. Doordat wij het allen (soms/vaak) niet doen, zitten we (soms/vaak) elkaar maar gewoon voor te liegen.
Het eerste verhaal zou namelijk aan te vullen zijn met een stuk over de krekel, die bijvoorbeeld jaloers is op de tor, want met de tor gaat alles wel goed.. Miscommunicatie all the way. :)

Dus mensen, vertel hoe je je echt voelt als iemand vraagt hoe het gaat. Maar het is ook menselijk om liever grote woorden te gebruiken bij konijnen, dan bij leeuwen. :) Als je begrijpt wat ik bedoel.

zaterdag 17 september 2011

Nieuw woord in vocabulaire.

Mijn Facebook is veranderd. Dan zou je zeggen: Ja goh, er komen telkens nieuwe features op Facebook, dat verandert continu. Maar het gaat meer om een woord. Er zit een nieuw woord in mijn vocabulaire op Facebook, en in het echt, namelijk: ‘Ichthus’.

Hoe komt dat nieuwe woord in mijn vocabulaire? Dit komt door eindelijk doen wat ik vorig jaar al wilde doen. Meerdere malen is tegen mij gezegd: ‘Yentl, jij moet naar Ichthus! Dat past bij jou, ik weet zeker dat jij dat leuk vindt!’ En ik maar denken ‘Ja, maar studentenvereniging.. dan moet ik super sociaal gaan doen, en naar allemaal feesten, et cetera!’ (in andere woorden: bangeschijterd). Dus noemde ik telkens als excuus ‘Ja, maar dan moet ik de laatste trein naar Gouda hebben, dat gaat echt niet werken..’. Prachtig, (bijna) iedereen was het met me eens . Behalve een oud-docent van mij. Telkens weer, als ik noemde dat ik zo weinig sociale dingen verder in mijn vrije tijd deed: ‘Tja, had je maar bij Ichthus moeten gaan he. Had je maar, had je maar..!’

En inmiddels begon ik ook te denken ‘Had ik maar, had ik maar..’.

Toen bij mijn studie (ALPO) bleek dat ik een negatief studieadvies zou krijgen (wat uiteindelijk niet waar bleek), moest ik een nieuwe studie gaan zoeken. Na wikken en wegen werd dat Pedagogische Wetenschappen. Gevolg hiervan was dat in mijn hoofd gedachten rondgingen: ‘Nieuwe mensen, oh help.. Weer allemaal nieuwe mensen leren kennen..’. Daarnaast vertrok ik met mijn ouders ook uit mijn kerk, waardoor ik nu ‘kerkloos’ ben, en dus eigenlijk ook wel een nieuwe kerk wil. Hier zou ik dus óók nieuwe mensen moeten leren kennen. Toen sprak ik mijn oud-docent weer eens: ‘Goh Yentl, dit jaar ga je wel bij Ichthus hé?’. Ik had al zoveel nieuwe dingen voor mijn gevoel. Studie, kerk.. De briljante gedachte kwam toen op: ‘Het maakt dan niet meer uit!’. Ik ben dan zo druk bezig met allemaal nieuwe mensen leren kennen, dat Ichthus er ook nog makkelijk bij kan. En als iedereen gelijk heeft dat Ichthus zo bij mij past, dan zal dat wel soepel gaan.

Zo gezegd, zo gedaan. Na een introductieweek van de studie mag je dan de introductieweek van Ichthus doen. Op zondagavond, voordat ik naar mijn kamer terug ging, zat ik toch wel in spanning om al die nieuwe mensen. En dan kom je op maandagavond daar bij Ichthus, kriebels in je buik (die denk ik stiekem elke nuldejaars wel had).. En het is super gezellig! Klinkt zo heerlijk cliché, maar ik heb er geen andere woorden voor. Iedereen zat lekker hutjemutje op elkaar, en ja, als je niet met elkaar praat, is het saai. Maar iedereen praat met elkaar, probeert de namen te leren. En ik heb nog nooit iemand zo erg zijn best zien doen om alle namen te weten, behalve de eerstejaarscommissie! Wauw. Als je op dinsdag weer binnenkwam, was het ‘Hoi Yentl!’. (En dan sta je zelf met je mond vol tanden, omdat je de naam van de ander niet meer weet..)

Juist die persoonlijkheid, die vriendelijkheid en gezelligheid maakt dat je je direct thuis voelt. Samen met een ander meisje heb ik het hier over gehad, of het nou bij Ichthus een ander soort mensen zijn of iets dergelijks. Maar ook zij zijn mensen. Alleen opener. Socialer. Meer gericht op het contact (en natuurlijk stiekem ook op het werven van leden!)

Kortom, het woord ‘Ichthus’ zal zeker nog vaker voorkomen op mijn Facebook en hopelijk komt het ook heel vaak in het echt voor.

- Zie dit niet als een PR-praatje, maar gewoon als iets wat ik wilde delen. :) -

zaterdag 9 juli 2011

Nee

Nee

Nee was een klein woord,
een onbeduidend woord.

Het luisterde naar de grote woorden:
Ja en Wij en Altijd.

Het bestudeerde de kruimels van hun gedachten,
die zij van hun tafel lieten vallen.

Het was geen dom woord.

Op een dag kroop het naar de keuken,
klom op het aanrecht,
greep een mes
en at het op.
(Woorden kunnen dingen eten.)

Het was nog steeds een klein woord,
maar geen onbeduidend woord -dat nooit meer-

en het ging terug naar de kamer,
zat onder de tafel
en luisterde.

(c) Toon Tellegen - Er ligt een appel op een schaal.